Blaaskanker is een ongecontroleerde proliferatie van weefsels in de blaas. Deze proliferatie heeft zich voorgedaan in het slijmvlies (transitieurothelium) van de uitscheidende urinewegen, maar kan zich ook verspreiden en diepere lagen van de weefsels bereiken.
De blaas is een uitschuifbaar, hol orgaan dat zich in het kleine bekken ter hoogte van de pubis bevindt. Het slaat de urine op die door de nieren wordt geproduceerd. De urine gaat door de urineleiders om de blaas te bereiken. 300 milliliter volstaat om de behoefte om te plassen te doen ontstaan. De blaas heeft een maximumcapaciteit tussen 400ml en 700ml. De verzamelde urine wordt afgevoerd door de urinebuis.
De nieren en urineleiders vormen het bovenste gedeelte van de uitscheidende urinewegen. Het onderste deel van het urineapparaat bestaat uit de blaas en de urinebuis. Als urinecontainer speelt de blaas een centrale rol in het urogenitale apparaat. Het urogenitale apparaat wordt gevormd door de nieren, de urineleiders en de urinebuis. Er zijn verschillen tussen de twee geslachten. Zo gaat de urinebuis bij mannen door de prostaat, de penis en de eikel. Terwijl hij bij vrouwen door het perineum loopt tot aan het vulvaire vestibule.
De blaas bestaat uit verschillende lagen weefsel:
Een interne slijmvlieslaag bekleed met een mucosa (urotheel) die de urineblaas beschermt
Een laag bindweefsel
Spierweefsel dat de uitzetting en contractie van de blaas bepaalt
Een laag vet
Hoewel de oorzaken en oorsprong van blaaskanker nog niet werden geïdentificeerd, lijken bepaalde factoren het optreden ervan te bevorderen. Mogelijke redenen zouden onder andere zijn: het natuurlijk verouderingsproces, de omgevingsomstandigheden, erfelijke factoren, maar ook levensstijl.
De belangrijkste risicofactoren voor blaaskanker zijn:
Tabaksrook bevat kankerverwekkende stoffen die in ons bloed terechtkomen. We verwijderen ze via de nieren. Daar komen ze via de urine in de blaas terecht, waar ze hun schadelijke werking ontwikkelen.
Blootstelling aan chemische producten zoals arsenicum, aromatische amines, bèta-naphtylamine, benzidine en aniline in het kader van een professionele activiteit kunnen ook de ontwikkeling van blaaskanker bevorderen.
Schistosomiasis (bilharziasis) kan ook bijdragen tot de ontwikkeling van blaaskanker. Het is een tropisch pathogeen dat chronische infecties veroorzaakt, onder meer in de blaas.
Chemotherapie of radiotherapie in het bekken kan ook bijdragen tot de ontwikkeling van blaaskanker.
Een blaaskanker kan verschillende symptomen hebben:
Aanwezigheid van bloed in de urine
Pijnlijke mictie (het plassen)
Vaak moeten plassen
Urineblokkering
Om blaaskanker te diagnosticeren, voert de arts een reeks onderzoeken uit:
Een anamnese, namelijk een grondig gesprek tussen arts en patiënt. De arts zal de betrokken persoon vragen stellen over zijn gezondheidstoestand.
Een medisch onderzoek dat zal bepalen of er tekenen zijn die blaaskanker doen vermoeden, zoals weefselveranderingen, vochtophoping of vergrote lymfeklieren.
Des analyses de laboratoire indiqueront si l’urine contient du sang ou si les reins fonctionnent correctement.
Een cystoscopie waarbij een onderzoek van de binnenkant van de blaas de mogelijke aanwezigheid van tumoren of andere afwijkingen kan detecteren. De arts zal onder plaatselijke verdoving een cystoscoop in de blaas inbrengen. Dat is een flexibele slang met een kleine camera. Een bijzondere vorm van cystoscopie is de transurethrale resectie van de blaas, ook TURB genoemd. Hiermee kunnen de diagnose en de behandeling in één keer worden uitgevoerd.
De fotodynamische diagnose (FDD) en "Narrow Band Imaging" (NBI) of een blaasspoeling (cytologie) kunnen de diagnose bevestigen. Maar ook medische beeldvormingsmethoden kunnen meer details verstrekken en de arts bijvoorbeeld de positie en grootte van de tumor laten zien.
Blaastumoren zijn onderverdeeld in drie groepen:
Niet infiltreren van de spier: de tumor heeft enkel het slijmvlies van de blaas aangetast en de spier is niet aangetast.
De spier infiltreren: de tumor heeft zich al verspreid naar andere weefsellagen en heeft eventueel de blaaswand aangetast.
Metastatisch: er zijn al secundaire tumoren in de omliggende weefsels gevormd.
TNM-classificatie laat toe om tumoren te definiëren. Dankzij bepaalde kenmerken, zoals de positie, de omvang en de verspreiding van de tumor, kan de arts het stadium van de tumoruitbreiding bepalen (stadiëring).
T = In welke mate heeft de tumor zich ontwikkeld?
N = Is de tumor de omliggende lymfeklieren al binnengedrongen?
M = Zijn er secundaire tumoren (uitzaaiingen) gevormd in de omliggende weefsels of organen?
Zodra het stadium van de tumor is bepaald, kan de patiënt een behandeling op maat krijgen, die nauwkeurig is aangepast aan zijn of haar situatie.
R.E. : Pharm E. De Bruyne - M-BE-00000299 - Created on 05/11/2021
De informatie op deze site is bedoeld voor een breed publiek en kan productdetails of andere informatie bevatten die niet van toepassing of geldig is in uw land. Wij maken u erop attent dat wij geen enkele verantwoordelijkheid nemen voor het benaderen van deze informatie, die mogelijk niet in overeenstemming is met geldende juridische procedures, wet- en regelgeving, registraties of gebruiken in uw land.