De behandeling van borstkanker hangt af van het ontwikkelingsstadium van de ziekte en de aard van de tumor. De leeftijd en de algemene gezondheid van de patiënt spelen echter ook een rol. In de meeste gevallen zijn er verschillende geschikte behandelingsopties en het is niet altijd gemakkelijk voor de betrokkenen om de beslissing te nemen. Desalniettemin is men niet verplicht om de behandeling onmiddellijk te starten. Men heeft altijd de tijd om samen met de arts alle beschikbare mogelijkheden te bestuderen, vragen te stellen en informatie te krijgen. Veel betrokkenen voelen zich opgelucht wanneer ze worden vergezeld door een vertrouwenspersoon tijdens de consulten. Het is van essentieel belang dat een patiënt pas toestemming geeft voor de behandeling na goed geïnformeerd te zijn.
Voor het kiezen van een geschikte behandeling is het essentieel om de kansen op genezing en de risico's van bijwerkingen te analyseren. Een voorzorgsmaatregel die in het bijzonder betrekking heeft op patiënten met vergevorderde borstkanker. De patiënten kunnen en hebben het recht om de behandeling op elk moment te weigeren.
De mogelijkheid en de mate van de bijwerkingen gerelateerd aan een borstkankerbehandeling variëren van geval tot geval en zijn onvoorspelbaar. De geneesmiddelen tegen kanker die in de afgelopen jaren zijn ontwikkeld geven minder bijwerkingen. Bovendien beschikt de arts over doeltreffende geneesmiddelen om bijwerkingen te voorkomen of te verminderen. Dit is de reden waarom de betrokkenen gevraagd worden om openlijk te spreken over eventuele bijwerkingen met hun arts.
De behandeling van borstkanker is gebaseerd op drie pijlers: chirurgische ingreep, medicamenteuze behandeling en radiotherapie. De keuze van de behandeling hangt voornamelijk af van het soort kanker, de agressiviteit ervan, de aanwezigheid of afwezigheid van verschillende receptoren en de uitbreiding van de tumor.
In een vroeg stadium heeft de behandeling meestal een curatief doel (curare is genezing in het Latijn), en is dus gericht op genezing. De chirurgische ingreep is een belangrijk onderdeel van deze behandeling. In de meeste gevallen worden verschillende behandelingen gecombineerd vóór de chirurgische ingreep (neo-adjuvante behandeling) of na de ingreep (adjuvante behandeling).
Een medicamenteuze behandeling vóór de chirurgische ingreep kan de grootte van een kwaadaardige tumor verminderen en daarmee de ingreep vereenvoudigen of zelfs essentieel zijn om de ingreep uit te kunnen voeren. Alle niet-gedetecteerde micro-metastasen kunnen er eveneens mee worden behandeld. De neo-adjuvante behandeling helpt de artsen om de werking van de behandeling op de tumor te evalueren en deze in de behandelingsplanning die erop zal volgen te integreren. Deze behandeling is mogelijk wanneer de borstkanker zich in een vroeg stadium bevindt en er nog geen uitzaaiing zichtbaar is.
Na de chirurgische ingreep kunnen een radiotherapie, chemotherapie of een behandeling met antilichamen of een anti-hormonale therapie, bijvoorbeeld, de mogelijke overblijfselen van de tumor verwijderen. Ze verminderen het risico op terugval en vergroten de kansen op genezing.
Wanneer de borstkanker reeds andere organen heeft bereikt en metastasen op afstand heeft veroorzaakt, spreken de specialisten van een "palliatieve" therapeutische aanpak. Het doel van de behandeling is om de progressie van de ziekte te vertragen, met de best mogelijke kwaliteit van leven.
Een gemetastaseerde borstkanker wordt meestal behandeld met geneesmiddelen die in het hele lichaam werken (systemisch) en kunnen daardoor zelfs metastasen bestrijden die onzichtbaar zijn gebleven. Een radiotherapie of een chirurgische ingreep worden in een dergelijk geval maar zelden uitgevoerd; alleen wanneer deze bijvoorbeeld symptomen kunnen verlichten of om geïsoleerde metastasen operatief te kunnen elimineren.
Voor veel patiënten met borstkanker is de chirurgische ingreep een belangrijke stap in de behandeling. Het doel is om de tumor te verwijderen. De chirurg verwijdert het kwaadaardig gezwel en hanteert een marge van gezond weefsel dat rondom de tumor wordt weggesneden. Daarnaast verwijdert hij de zogenaamde schildwachtklier (sentinelklier), dit is de eerste lymfeklier die via een lymfevat rechtstreeks in verbinding staat met de tumor. Als de schildwachtklier niet is aangetast, is er geen verdere chirurgie van de oksel nodig. Als de schildwachtklier echter kwaadaardige cellen bevat, moeten de andere lymfeklieren ook verwijderd worden. Bij grote tumoren, of als er meerdere tumoren in dezelfde borst aanwezig zijn, wordt er toch een klassieke okseluitruiming (axillaire curettage) uitgevoerd.
Een ingreep waarbij de volledige borst (borstamputatie of mastectomie) wordt verwijderd, vindt minder plaats dan de conservatieve ingrepen. Voor het merendeel van de vrouwen zijn hun borsten de uitdrukking van hun vrouwelijkheid en vele vrouwen nemen na een borstamputatie hun toevlucht tot een borstreconstructie. De patiënten die een borstreconstructie overwegen, moeten dit vóór de ingreep melden. Gespecialiseerde borstklinieken doen al beroep op een plastisch chirurg in de planningsfase van de behandeling. Een borstreconstructie heeft geen invloed op de kansen op genezing.
Bij radiotherapie, meestal na een chirurgische ingreep, vallen hoogenergetische stralen de kankercellen aan om te voorkomen dat ze zich vermenigvuldigen. Ze vernietigen derhalve de resterende tumorcellen en vergroten de kans op herstel enorm. De straling richt zich alleen op een nauwkeurig begrensd gebied om de nabijgelegen organen zoals het hart of de longen te beschermen.
Radiotherapie kan een branderig gevoel op de huid veroorzaken, zoals bij een zonverbrande huid. Het kan ook gepaard gaan met een gevoel van vermoeidheid en ongemak.
Bij chemotherapie vernietigen speciale geneesmiddelen (cytostatica) de kankercellen door hun vermenigvuldiging te vertragen. Verschillende cytostatica zullen vaak worden gecombineerd om de doeltreffendheid te verhogen (voorbeeld van chemotherapie: combinatie van anthracycline en taxaan). In tegenstelling tot radiotherapie heeft chemotherapie een systemische werking, dat wil zeggen dat de effecten ervan op het hele lichaam worden uitgeoefend waardoor eventueel ook andere organen worden aangevallen.
De toediening van chemotherapie wordt meestal uitgevoerd door middel van intraveneuze infusie in de polikliniek. Maar er bestaan ook chemotherapieproducten in de vorm van tabletten.
Cytostatica vallen niet alleen de tumorale cellen aan, maar eveneens de gezonde cellen met snelle celdeling. Het meest getroffen zijn de haarfollikels (haarzakjes), het beenmerg en de slijmvliezen. De volgende bijwerkingen kunnen hierdoor optreden:
Misselijkheid en braken
Diarree en buikpijn
Haaruitval
Vermoeidheid
Afwijkingen in bloedbeeld en kwetsbaarheid voor infecties
Veel patiënten lijden vooral onder het verlies van hun haar. Zoals de meerderheid van de bijwerkingen is het haarverlies van voorbijgaande aard. Het haar groeit aan het einde van de chemotherapie weer terug.
Patiënten met hormoonreceptor-positieve kanker krijgen een anti-hormonale behandeling. Deze producten verminderen de aanmaak van het vrouwelijk hormoon of blokkeren de binding van dit hormoon aan de overeenkomstige receptoren. Ze voorkomen dat de hormonen inwerken op de tumor en remmen de groei van de tumor af. De aan de patiënt toegediende werkzame stoffen zijn onder meer afhankelijk van de menopauzale status.
Als onderdeel van de behandeling van borstkanker kunnen de volgende anti-hormonale producten met verschillende werkingen worden gebruikt:
Deze werkzame stoffen binden aan de hormonale receptoren en voorkomen de werking ervan.
Het GnRH is een hormoon dat de vorming van oestrogeen in de eierstokken stimuleert. De GnRH-analogen remmen de afgifte van het GnRH in het lichaam. Ze blokkeren dus tijdens het innemen van het geneesmiddel tijdelijk de vorming van oestrogeen in de eierstokken. Deze geneesmiddelen worden alleen toegediend aan vrouwen die nog geen menopauze hebben gehad.
De oestrogenen worden niet alleen in de eierstokken gevormd. Vetweefsel en spierweefsel produceren ze eveneens in kleinere hoeveelheden, zelfs na de menopauze. Het zogenaamde "aromatase"-fenomeen is hiervoor verantwoordelijk. Met behulp van een aromatase-remmer blokkeert de productie van oestrogeen en wordt de tumorale groei geremd. Aromatase-remmers worden meestal alleen na de menopauze voorgeschreven.
Een anti-hormonale behandeling begint vaak na de chirurgische ingreep en wordt doorgaans gedurende vijf jaar in de vorm van een tablet gegeven. Het is essentieel dat ze systematisch worden ingenomen om op doeltreffende wijze een einde te maken aan de groei van de tumor. Het kan nodig zijn om gedurende deze periode door een ervaren arts te worden gevolgd.
In feite werkt de anti-hormonale behandeling op de hormoonafhankelijke processen in het lichaam. Er kunnen bijwerkingen optreden die kenmerkend zijn voor de menopauze, zoals opvliegers, hevig transpireren of stemmingsstoornissen. Sommige producten kunnen ook spier- of gewrichtspijn of een afname van de botdichtheid veroorzaken.
De nieuwe werkzame stoffen richten zich op specifieke kenmerken die een belangrijke rol spelen in de groei van de tumor. Ze bestrijden de kanker doelgericht en sparen zoveel mogelijk de gezonde cellen. Voor de doelgerichte therapie van borstkanker bestaan er onder andere de anti-HER2-antilichaambehandeling, behandelingen met angiogeneseremmers of CDK4/6-remmers.
In geval van HER2-positieve borstkanker ontvangen de patiënten een antilichaam dat specifiek aan HER2 bindt. Aangezien de receptoren geblokkeerd zijn, ontvangen de tumorcellen geen groeisignalen meer. Ze kunnen zich niet meer vermenigvuldigen en sterven daardoor. Bovendien identificeert het immuunsysteem de tumorale cellen die met deze antilichamen gemerkt zijn als schadelijk en kunnen ze op deze manier vernietigd worden.
De werking van het antilichaam kan worden versterkt door de combinatie met een tweede antilichaam (dubbele blokkering door antilichamen). Dit tweede antilichaam bindt ook aan HER2, maar op een andere plaats. Het blokkeren van de overdracht van groeisignalen is nog efficiënter.
De HER2-antilichamen worden gewoonlijk toegediend via intraveneuze infusie of door een subcutane injectie en in combinatie met een chemotherapie. Een (neo-adjuvante of adjuvante) behandeling kan in een vroeg stadium recidief voorkomen en dus aan de genezing bijdragen; daarom spreken we over een curatieve behandeling.
De anti-HER2-antilichaambehandeling wordt over het algemeen goed verdragen. Mogelijke bijwerkingen kunnen diarree of griepachtige symptomen zijn. Hartproblemen kunnen ook voorkomen, en derhalve dient de hartfunctie tijdens de behandeling regelmatig te worden gecontroleerd.
Angiogenese is het vormingsproces van nieuwe bloedvaten. Zoals alle cellen hebben de tumorale cellen zuurstof en voedingsstoffen nodig. Na een bepaalde grootte heeft een tumor ook zijn eigen bloedvaten nodig en produceert daarvoor de vasculaire endotheliale groeifactor VEGF (Vascular Endothelial Growth Factor in het Engels). Het signaal dat door VEGF wordt uitgezonden, activeert de ontwikkeling van nieuwe bloedvaten naar de tumor.
Een angiogenese-remmer blokkeert de vorming van nieuwe bloedvaten en de reeds bestaande bloedvaten verdwijnen. Deze behandeling voor borstkanker maakt gebruik van een antilichaam dat bindt aan VEGF. De tumor wordt minder goed gevoed en de groei vertraagt.
De behandeling is geassocieerd met chemotherapie en wordt alleen gebruikt voor gemetastaseerde borstkanker. Bij sommige patiënten kan hun bloeddruk tijdens de behandeling stijgen, daarom moeten zij vaak hun bloeddruk laten controleren. Wonden kunnen langer bloeden en langzamer genezen als gevolg van de behandeling. Neusbloedingen kunnen eveneens een mogelijke bijwerking zijn.
Cycline-afhankelijke kinasen (CDK's) (cyclin-dependent kinases in het Engels) zijn eiwitten die zich in de cel bevinden en zorgen voor de regulatie van de celgroei. Deze eiwitten onderscheiden zich door een verhoogde activiteit in de tumorale cellen, in het bijzonder bij hormoonreceptor-positieve borstkanker, die een ongecontroleerde proliferatie van de tumor bevorderen. CDK4/6-remmers zijn actieve agentia die de CDK's blokkeren en derhalve de proliferatie van tumorale cellen kunnen verminderen.
De behandeling met CDK4/6-remmers gaat doorgaans gepaard met een anti-hormonale behandeling. Aangezien het aantal witte bloedcellen tijdens de behandeling kan dalen, moet het bloedbeeld regelmatig worden gecontroleerd. Andere mogelijke bijwerkingen zijn vermoeidheid en spijsverteringsstoornissen.
De PARP-remmers bieden een andere behandelingsoptie. PARP is een afkorting voor poly (ADP-ribose) polymerase, een endogeen enzym dat in staat is om schade aan het DNA te herstellen. PARP-remmers gebruiken dit proces door het reparatiemechanisme in de kankercellen te blokkeren. Op die manier zullen de kwaadaardige cellen vernietigd worden. De behandeling met PARP-remmers kan onder meer worden overwogen voor vrouwen die gediagnosticeerd zijn met HER2-negatieve borstkanker met een BRCA-mutatie.
Onderzoek is er reeds lange tijd op gericht om te ontdekken hoe het immuunsysteem zelf kanker kan bestrijden. Zeer kortgeleden is er enorme vooruitgang geboekt op het gebied van immunotherapie. De geneesmiddelen die worden toegediend als immunotherapie tegen kanker activeren het eigen afweersysteem van het lichaam om de kankercellen opnieuw aan te vallen en te vernietigen.
De immuno-oncologie volgt een belangrijk principe: het doel is om het mechanisme te verwijderen dat door de tumorcellen is ingesteld om zichzelf tegen de aanvallen van het immuunsysteem te beschermen. Normaal gesproken is het immuunsysteem in staat om tumorcellen te identificeren en deze op een gerichte manier aan te vallen. Maar sommige kankercellen kunnen door de mazen van het net glippen. De kankercellen interageren met de immuuncellen via bepaalde structuren op hun oppervlak (de checkpoints). Op deze manier kunnen de kankercellen voorkomen dat ze worden aangevallen door de immuuncellen. Dankzij deze "misleiding" kan de tumor onbelemmerd verder groeien.
Bepaalde antilichamen (checkpoint-remmers) verbreken deze gestoorde communicatie tussen de tumor en het immuunsysteem. Ze zorgen ervoor dat de kankercellen opnieuw zichtbaar en kwetsbaar worden voor het immuunsysteem. Ze blokkeren de bindingsplaatsen (receptoren) op de tumorcellen en/of de cellen van het immuunsysteem. De tumorcellen kunnen de communicatie met de cellen van het immuunsysteem niet langer "vervormen". Het afweersysteem van het lichaam kan dan de tumor aanvallen.
De term complementaire geneeskunde bestrijkt een breed scala aan therapeutische methoden die behoren tot de natuurgeneeskunde of naturopathie (homeopathie, Ayurvedische geneeskunde) of traditionele Chinese geneeskunde (acupunctuur, massages). Maar de complementaire geneeskunde maakt ook gebruik van psychologische therapeutische methoden (relaxatietechnieken, meditatie).
Veel borstkankerpatiënten willen graag zelf actief deelnemen aan de strijd tegen kanker en hun toevlucht nemen tot methoden van complementaire geneeskunde. Deze methoden kunnen de kanker niet genezen, maar ze kunnen de therapieën van de conventionele geneeskunde aanvullen. Ze kunnen de bijwerkingen van een klassieke behandeling verminderen en een positief effect hebben op het welzijn van de persoon. Niettemin kunnen deze complementaire methoden ook bijwerkingen of interacties hebben en derhalve het succes van de gevolgde behandeling nadelig beïnvloeden. Daarom is het essentieel om met instemming van de behandelend arts over aanvullende opties te beslissen.
Borstkanker die vroeg wordt ontdekt en behandeld, kan in de meeste gevallen worden genezen. De behandeling is dan curatief. De curatieve behandeling tracht de tumorale cellen volledig uit het lichaam te verwijderen en de patiënt uiteindelijk te genezen.
De palliatieve geneeskunde begeleidt patiënten in vergevorderde stadia van de ziekte en helpt de patiënten en hun naasten. De voornaamste doelstelling ervan is de kwaliteit van leven van de patiënt. Naast het verlichten van de pijn en de mogelijke bijwerkingen is psychologische hulp voor de getroffenen en hun naasten een belangrijk onderdeel van de palliatieve geneeskunde. In de palliatieve geneeskunde worden ze begeleid en ondersteund door geestelijk begeleiders, psychologen en vrijwilligers.
De belangrijkste gesprekspartners voor alle vragen in verband met de palliatieve geneeskunde zijn de huisarts en de behandelend oncoloog.
Klinische studies zijn medisch-wetenschappelijke studies met mensen. Nieuwe geneesmiddelen worden eerst bestudeerd in een laboratorium. Als het erop lijkt dat ze zouden kunnen werken, worden ze daarna voorzichtig uitgeprobeerd bij mensen door middel van klinische studies.
Het doel van een klinische studie is om nieuwe geneesmiddelen te testen om te kijken of mensen zich er beter door voelen en of de geneesmiddelen een ziekte verbeteren of verergering stoppen.
Meer informatie:
R.E. : Pharm E. De Bruyne - M-BE-00001383 - Created on 04/05/2022
De informatie op deze site is bedoeld voor een breed publiek en kan productdetails of andere informatie bevatten die niet van toepassing of geldig is in uw land. Wij maken u erop attent dat wij geen enkele verantwoordelijkheid nemen voor het benaderen van deze informatie, die mogelijk niet in overeenstemming is met geldende juridische procedures, wet- en regelgeving, registraties of gebruiken in uw land.